mevrouw

mevrouw

Ze noemen haar dement, of als ze tijd hebben; mevrouw de patiënt van Zanden van de dementenafdeling. Dat is makkelijker, zei de verpleegster, toen ik haar zei dat mevrouw graag bij haar voornaam aangesproken wordt. Zo weet ik de medicijnen snel te vinden in het juiste kastje.

Jaren geleden gluurde de vergetelheid al door haar gordijnen. In tijd hadden wij het nodig deze stap in haar verhaal te begrijpen. Zij had het nodig te vergeten. Eerst wist ze nog delen leven op te roepen. Te snikken van waarom er toch gaten vol leegte tussen haar woorden schenen. Toen wist ze alleen nog haar naam. Tot ze de mijne niet meer wist. Leeg als ze was. Los van al wat belangrijk leek in haar tijd.

De koek was op, zei haar man. Dat was nu juist het verwarrende, vond ik. De koek was er nog.
Ik worstelde met mijn gevoel van falen. Er waren boeken die me zeiden dat het goed was of juist niet. Dat ik mijzelf moest vergeten, want het ging om haar. Maar dat deed zij al. Helpen kon ik niet.

Ik had alles al gedaan en toch was ze gegaan. In haar gedrag, in haar flauwe grapjes, haar lach.
Ze zat nu elke dag in haar hoekje te knikken met haar hoofd. Alsof het moment haar niet echt meer uit kon dagen tot beweging. Waarom had niemand mij leren praten zonder woorden? Niet dat ik enig idee had wat te zeggen. We leerden het nu samen. Misschien ging het makkelijker, zonder namen of emotie die een band bestendigden. De band die vroeger voelde als voor altijd en schipperde tussen veilig en levenslange storm. De oceaan dobbert nu haar huis doelloos heen en weer. Of zijn dat enkel mijn gedachten? Misschien heeft het leven zo zijn eigen idee over doelen? En begrijp ik dat nu pas.

Ik ga naast haar zitten en geef me over aan haar geknik. Ik ben hier mam. Ik fluister het terwijl ik mijn hand op de hare leg. Ik ben hier voor jou. De stilte neemt me over. Mijn vragen van me weg.
En dan ben ik met haar alleen ergens, op een plek zo mooi. Als een zonnestraal richt ze haar blik op mij. Rust is wat ik nodig heb nu. Gun me deze tijd, om los te komen van waar ik aan vasthield. Ik eer de mentor die ik was en wil in vrede gaan. Mag ik van jou..vrij zijn?

Ik slik wat voor ik knik, wat aarzelend, dat wel. Zoveel openheid van leven had ik niet verwacht. Wat is ze dapper, broos klein mens. Vooruit, adem, nog even dan, knipoog ik. Ze lacht, dat kon ze altijd al goed. Wees gerust. Ik vleugel mij van je af, als jij jouw kaarsje blaast. Heb het hart mijn lieve, zoals je mij de mijne gaf. Zachtjes kus ik haar hand en ik leg hem op mijn hart. Hier zul je wonen en in mijn gedachten voor altijd thuis.

moniek