Ik ken mensen. En deze mensen kennen mij. Zij leven niet in aardse tijd. Ze zijn niet van een generatie voor mij en niet van een generatie na mij. Ze zijn samen met mij.
Er was eens een planeet die aarde heette en het leven was er rommelig en onthand. De mens was zoekende naar zichzelf en geloofde in sprookjes. Dat er universum in ieder mens leefde ging het voorstellingsvermogen compleet te boven
Taal van de tijd en Taal van de eeuwigheid. Beiden bestaan. De huidige taal van de tijd, als overheersende communicatie beweging, heeft geen weet van eeuwigheid, niet in lichaam en niet in geest.