de vrouw die haar eigen taal hervond
Ik kwam aan in een groot gebied zonder spreekwoordelijke deuren. Ik lag eerder in een donker moment in de nacht en het was daar geen nacht. Dit nu was verlicht en open. Ik betrad een ruimte. Ruimte, ja dat is wat ik voelde. Zo ontzettend veel ruimte. Ongekend op aarde. Het woord kamer kon deze vrijheid nimmer dragen. Taal mocht geen grootsheid tonen in de nachtfrequentie. Er liepen veel dieren in deze ruimte. Er waren kleurrijke vrouwen aanwezig, het scheen me toe als een soort haïtiaanse energie. Kleur in de klederdracht, zon in de lach. En armen zo breed als een berg. Er liepen wezens. Overal. Sommige kwamen naar me toe en hapten me allerzachtst. Er was geen sprake van correctie naar hen, maar van een echt gesprek vol lichtheid. Dieren hadden daar geen dierlijke namen. Ik tilde mijn benen lachend hoog en liep naar binnen. Een andere ruimte in. He voelde niet als naar buiten lopen, ergens uit en de energie loslatend. Zoals je uit de nacht stapt en weer erin. Dat was aards bezien leven met hoopjes gevoel die hoopjes leven vol ellende met een lach gaf. Heel gevoel gaf een hele wereld. En daar kon je alleen maar in. Ik keek even om. Ja, Zo loop ik echt naar binnen. Heel vertrouwd, deze beweging. Mijn hart bevestigde mijn brein. Wees ruimterijk.
In een nieuwe ruimterijkheid zaten mensen te luisteren naar een mens die zichzelf was vergeten. Ze riep en wees en overtuigde en priemde, vermomd in de klank van een zacht zoete graag gehoorde stem. Ik wist wel waarom. Het had een wiegend soort gebaar van volkomenheid. Het was een spelen met waarheden vanuit distantie en dictaten. Deze nachtelijke orde riep de mens aan om de waarheid te verkondigen. De mens zat ernaast. Net naast zichzelf. Er waren er vele, vrouwen, die luisterden vol aandacht. Echter niet om te volgen, maar om iets anders. Om de heelheid te bewaren en het beeld van de mens die onbewust in zichzelf zijn eigen pijn aanwees te bekrachtigen. De mens die het bewijzen weer laat voor wat het is, wil in ieder opstaan. En ieder mens kende aards persoonlijke vervormingen en niet een beetje. Ik keek naar hen in een tijdloze blik. Ik begreep. Ik verstond het waarom van deze plek. En ik liep door.
Mijn plek in communicatieteams als deze was een geheel eigen ruimtevolheid. Ik kwam aan in een immense diepte vol klank en kleur. De taalstudie afdeling. Vervormde talen vanuit bezette werelden toonden altijd een immens soort kinderlijkheid. Het kind. Precies in die fase was het genadeloos te zien hoe het brein zich hervormd had, bekeerd tot geloof, onwetendheid en schijn. Het brein liet maar weinig door van het kosmische menszijn. Het kon alleen maar volgen: Woorden, zinnen en gedachtegangen van anderen na sprekend en deze aardse kloonevolutie overnemend. Onze taak was om de mens die zichzelf in zulke situaties bevond diepgaand te observeren en van vrije informatie te voorzien in stilte, woord, klank, beweging en beeld. Lichthartige Spontaniteit aan kijken door de aderen en in het bloed. Echte vrije beweging en geen spiritueel soort vooringenomenheid. Het schoolse ont scholen zogezegd, om het pad naar de enige lering te heropenen; die van de eigen voelende wijsheid en niets anders dan dat.
Zoveel mensen, origineel jong van eigen aard, zaten op deze planeet verstopt in zichzelf en achter deuren, muren, daken, om zich maar nooit meer te laten raken. Vliegen zou hij, zoals zijn wens was diep vanbinnen. De mens met aangemeten vleugels, die zichzelf al handelend ver-engelde, zou hij beseffen wie dat symbool van liegen tegen jezelf had ingebracht? Geen mens zou die vleugels willen dienen als hij weer wist van wat hij vergat. Maar de informatie was zo summier in het vleugellamme tijdperk, dat men werkelijk dacht dat vrijheid in valse schijn te vinden was. Ik voelde mijn lichaam de beweging maken richting de zijnshoogte en verdiepte me in kleuren die de macht der gewoonte volhielden. Er werd op het moment sterk aangevallen, op de kleurklanken van thuiswerelden die de aarde wilden omarmen als een speelse vriend. Met mijn hartsbrein toonde ik aan de bezette kleurbeelden de originele heelheid van de Kleur van mijn koninkrijk. Niet alleen vanuit mijn eigen originele taligheid, maar ook vanuit vele vele planetaire koninkrijke eenheden waar ik was geweest. Ik was niet alleen. Er hing ontvlamming in de lucht in een diepe samen-observatie. De kosmische roep om kleur*bekenning. We keken allen naar boven en zagen een sterrenveld zich openvouwen en verschuiven. De weg zonder weerstand doorkliefde het aards vastzette patroon. Een blikseminslag zonder bliksem en zonder geweld. Communicatie van een voor menselijke begrippen geheel nieuwe orde deed zijn entree en de lucht kleurde meer open. Er werd direct in krachtswaarheid geschouwd op elke tegenbeweging. De schijn vol macht had geen kans in het licht van thuis. Niet meer. De gouden taal, waarin alles heel is, golfde als een zee door land en lucht.
Een nieuwe ruimte. ik liep erin. In dit moment toonde zich nieuwe beelden waarin ik de studie over wie ik echt ben dieper heropende, samen met andere mensen. Er was iemand aan het woord. Ik zag een dierbare vriendin zitten in een hoek, met haar ogen dicht. Ik liep naar haar toe, haar kort en stevig schuddend aan beide bovenarmen. Je moet jezelf beter beschermen, fluisterde ik. Ze opende met veel moeite haar ogen. Ze keek naar buiten, in een soort van trance blik. Versuft taste ze als in een vertraagd en aarzelend gebaar naar haar hart en een snik welde op uit haar borstkas. Ze prevelde over pijn, infiltratie en verwonding. Haar pijn was van ieder. Er werd gekeken zonder haar aan te kijken. De ruimte verstilde tot een zoemende toon. Heling. Landing. Opening. Er werd rustig doorgesproken. Ze zat een tijdje binnenin te luisteren en te mompelen. Haar ogen zoekend naar ritme, balans, zin. Een krak in haar energieveld. Licht. Ineens brak ze open. De kosmische sterrenslag raakte haar. En zij raakte. Haar ogen verlichtten haar hele binnenruimte, het was alsof haar hoofd een lichtbol werd. Als een antenne die informatie aantrok waar ze echt mee resoneerde, dwars door haar eigen dwarsheden in. Ze opende haar mond en uitte een klank. Een kleur bekennen van de hoogste mensorde. Een waterval vol informatie kwam uit haar wezen. Het leek nog het meest op een geboorte. Alsof zijzelf door haar mond heen kwam stappen, eerst klein als een baby, die met haar hele lijfje praat. Klanken uitend, kirrend, roepend. Onwennig en aarzelend. En vol eigen leven. De toonhoogteverschillen, het gepers, het onderzoek naar de eigen bevestiging, het liggen, kruipen, opstaan, lopen. In een zeer hoogfrequent tempo zag ik de mens zichzelf hervinden in Levende Taal. De mens die zelf spreekt over haar eigen evolutie, haar diepste gevoel voor thuis, hoe fascinerend om te ervaren. Nieuw. Dat was het. En heel verschonend voor haarzelf. Haar lichaam leek zich opnieuw te ordenen. Als je goed keek kon je het zien, alsof er talloze lagen door elkaar heen trilden in een nieuwe toon, die het lijf ontving en doorzette naar elke cel.
De kosmische vrouw was wakker geworden in haar avatar. Zonder enige vorm van hulp of aanwijzing. Zelf. Er was een soort rateltoon op de achtergrond hoorbaar. Alsof er een primitief soort schaduwzak werd opengeritst om de eigen levendigheid door te laten op aarde. Haar ogen waren ergens anders. Ze keek in zachte en tegelijk immens krachtige schittering, alsof ze haar Schat had teruggevonden. Ze wist gelijk weer waarom ze zo vaak boos voelpijn had gevoeld diep vanbinnen. Het was haar zonder pardon afgenomen, die hele herinnering van thuis. En niemand had haar daar ooit op aangesproken. Ze mocht alleen maar doen alsof ze een thuistaal te leren had die sprak voor haar en tegen haar over wat leven was en wie zij zou zijn. Eigenlijk werd ze in een overname vol big bang achtige machts-overtoon bijna volledig overschreven. De machts-overtoon opende valse resonantievelden. Een vreemde Taal opende vreemd leven. Bijna thuis.. ze was er zo vaak en vaak zonder het te weten bijna..
En nu sprak ze zelf, eindelijk weer Zelf. Niet en paar klanken of zo af en toe een poging, nee voluit. De enige hapering lag in het feit dat de neurologie deze kracht-expansie nauwelijks kon verwerken. Het gaf totaal nieuwe gevoelens, het was van haar gezicht af te lezen, die lijfelijk wel probeerde uitdrukking te geven aan iets totaal nieuws, maar eigenlijk nog geen idee had hoe om te gaan met Nieuw en Vredevol Bereik. Een taal weer vloeiend spreken, zonder buigzaamheid, wanorde, geheimenis of verdichting. Dit was spreken! Dit was zingen! Dit was.. open zijn. Geen moe, geen ziek, geen dood, alleen maar Leven. Eindeloos veel leven. Er werd direct meegesproken in dezelfde taal door de spreker van het moment, taal die zich in samen ontvouwde in volheid. De bron van TAAL, de Teruggave Aan Alle Leven vloeide de ruimte in en daarmee alle aardse ruimtes waar mensen op dat moment samenkwamen, om leven te verbinden met zichzelf. En zij, zij sprak totaal anders en onvergelijkbaar over zichzelf, in nieuw en samen en in echte namen. Haar aardse tijdslijn kon haar niet beïnvloeden of bevoorraden met feiten en waarheden die smal en half schenen. Ze vertelde over haar huis, hoe ze thuis woonde, op haar eigen planeet. Waar mensen samenkwamen en wat ze daar deden. Ze verstilde even, omdat ze zichzelf weer echt had gehoord. Ze wist het weer, dit was zij, dit was wie ze altijd was geweest. Haar stem. Een eeuwigheid lang. Een licht verwonderde blik huppelde uit haar ogen, terwijl ze haar gezicht aanraakte. Dat moment, het was er een van puur goud. Het grote mens ontwaken. Ze begon met opgeheven hoofd een klank te vibreren, het leek op gezang. Een hele vibratie, zonder de aardse afleiding die zo vaak terugkwam via de taal. Adem-gevend. Hoop-verlatend. Liefde-loos verbond. Er werd een kunstmatig soort stilte doorbroken, die mensen in hypnose hield en onbereikbaar voor zichzelf. Dwalend in een lege ruimte, waar zij nooit vorm mochten bekennen. Waarin altijd leraar, aanwijzing en cult hun rollen moesten spelen. En waar geheimhouding als het ging om lijf en leden verplicht was. En de mens als aanhanger werd erachter gekoppeld, om al bewakende het enige groot overzicht aan beschikbare heling te dienen. Leve de leer, leve de afstand en leve de beperking. En lang, lang leve de dood. Ze zette aan, dwars door deze in gehoudenheid heen.
Dit gezang zonder doel of regel en zonder vast refrein toonde totaal nieuwe energie. De klank hield aan en werd uitgebreid intenser. Het leek bijna niet vol te houden om het te beluisteren. Het aanhoren ging nog wel, maar me ermee verbinden. Ik voelde me breken, diep vanbinnen, bij het voelen van zoveel thuis die openbrak in een mens. Ik was eigenlijk geen getuige, ik was geen bezitter van het moment, ik was daar. In die bel van volledigheid. En ik kon alleen maar huilen. De Ontroering aanschouwde het Ik. We keken omhoog. Leven voelde weer als samen zonder enig doel om bij elkaar te komen. De sterrenregen vervolgde haar weg, deze klanken meenemend. Ik keek naar de aarde, ineens was ik op grote afstand, om de kracht van taal te bestuderen. De lucht kleurde meer open. Aardse mensen keken omhoog, hun schuwe blikken lichtten op. Ze hadden zojuist iets gehoord dat hen heel vertrouwd voorkwam. Maar waar en hoe en wanneer? Het levensraadsel brak zijn ei helften en er sijpelde gelukt uit de schillen. Er viel een vrijheid te voelen in de straten, die lang was weggeweest op aarde. Simpel en ondoordacht. Een kracht die veel emotie opriep om zich over te geven aan de hoogste mensorde en lijf en leven instant te ontwapenen. Een wiegende stilte begeleid door wind en land opende het waterlied: De grote golf die het eb der vergeten verbondenheid bevloeide. Druppel ge wijs tikte traan na traan gezichten tot mensrijk aan. Het water spoelde vele hartenlagen schoon van eeuwige controle zwaarte. En gedachten reikten eindelijk weer naar elkaar om het leven door te denken. Door infiltratie en oplegging heen. De vrouw, de man, het kind die haar eigen taal hervindt, die het bloed laat stromen waar het niet gaan mocht, en gevoelvolle fragmenten toelaat die verdwenen onder het oppervlakte wenen, het is alles. En alles is hier. Bewaarder van de schat, bewaker van het vrije brein .. ben jij er.. als een man, een vrouw, een kind haar eigen taal hervindt?
moniek
als je spreekt vanuit vergetelheid en daarin doet alsof je jezelf kent, dan toon en bewoon je een heel veranderde mensvibratie; die van in oorlog zijn temidden van vergetelheid. Een tijdelijk soort frequentie die overigens nieuw is voor de complete mens, eeuwig in vorm, die je altijd al bent geweest. Om een frequentie als deze te kunnen blijven overzien als een wonderlijk fenomeen en hem zo te overleven en weer te springen naar je eigen complete zijn, is het nodig dat je in ieder geval weer zelf voelt en weet dat je een eigen reeds complete taal hebt vanuit jouw eigen thuisplaneet. Taal die informatie bevat die nergens anders te vinden is op aarde, behalve in jou. En niemand anders kan het je vertellen of aanwijzen of onderrichten, alleen jij. De aardse kinderlijke taal is uiteindelijk een bijzondere toevoeging aan de energie volwassen gevoelswezen zijn. Het zal de mensheid slechts dan verrijken, als je beseft dat een taal waarin gevoels-armoede een werkwoord is, allerwarmst omarmd mag worden vanuit het eigen zijnshart. Zoals je een kind verwarmt en geruststelt, als het enge dromen heeft. De armoedige beelden van stilstand vol nekslag komen van een plek van ‘echtheid en waarheid’ die in de volle omvang zijn eigen grootsheid in verbondenheid even vergeten is.