Valse kundalini

Valse kundalini

(Moniek van Pelt) Een boek had ze er notabene over geschreven! Een heel verhaal met dat immense licht als hoogtepunt. Het was De ommekeer geweest, de langverwachte doorbraak in jaren vol ziek. Ze had het zelf gezegd en gedacht. Dankzij dat licht was heling begonnen. Ja ze had er zelf ook wel wat aan gedaan, maar toch. De mensen hadden het prachtig gevonden, dat lyrische adembenemende licht. Het deed hen denken aan engelen, de christusenergie, het Al, buitenaards contact op niveau, God. En er was hoop.

Waar deed het haar eigenlijk aan denken? Kon ze nog wel denken, of had de euforie het overgenomen van het vrije en zonder dat ze het door had gehad?
Ongelofelijk. Zij, die altijd zo eigen wijs was geweest en gericht op het vrije leven; ze had zichzelf ermee laten overrulen als een onwetende. Het drong nog niet helemaal tot haar door, maar het was al een tijdje aan het schudden in haar. Iets wilde naar de oppervlakte komen, gedreven door een intens verlangen tot bevrijding van haar ogenschijnlijke lot. Zoals zo vaak, schreef ze zich een weg erheen, haar verstopte gevoel tot leven roepend.

Er waren wat dingen die ze over het hoofd had gezien, mijmerde ze, terwijl ze haar leven van na die verschijning bekeek, nu zo’n zeven jaar geleden. De diepe angst voor overmacht in haarzelf had niet alleen levenslang ingang gegeven tot misleiding, ze had er ook nog op zitten wachten; zwak als ze zich voelde. Haar leven was erna wel veranderd, maar het bleef een onrustig spel van een stap vooruit en dan toch weer stappen terugzetten richting die armoedige cirkel vol schuld en schaamte. Ze was daar al ingeduwd als baby. Ze voelde het letterlijk toen goed tussen de woorden keek. Ze hoorde zichzelf als het ware een kirrend geluidje maken en toen een adem die stokte. Een stemdeel die stikte en nog een en nog een.

Ze had altijd geweten dat de ziekte en zijn namen zouden gaan. En dat de dood geen dood zou hoeven heten. Noem het een aangeboren gevoel voor natuurlijk en onnatuurlijk. Ze voelde het met de zinnen en uit de monden. En ze was niet van plan dat in te leveren, voor wat danook. Ze had niets met religie, noch met het gekaderde spel vol titels uit naam van de bedenker of nog slimmer; de koper van de naam. Ze weigerde het pad, het CV, de goeroe, zo dacht ze en toch leek ze er al zo lang al mee in gevecht. Een strijd van klein moeten, maar niet willen.

Ze zuchtte diep; nu zou ze kijken naar dat wat ze zolang vergeten leek. Uitstel was geen optie, schaamte ook niet. Dat had haar zowiezo nooit ergens mee geholpen. Ze sloot haar ogen en stemde zich af op haar complete zelf, haar galactische bron. Ze noemde het altijd haar grote weten. Ze kreeg het beeld echter niet volledig scherp. Het leek alsof er een laag voor zat, of boven. Ze was er al op gewezen in een ontmoeting zonder woorden, met een vrije geest. Ze voelde een enorme machteloosheid, een woede opkomen, zoals zo vaak tijdens haar leven. Zij was nu aan zet. NU.

Ze trok dat hele beeld naar haar hart en zakte prompt door de bodem. Boven haar zag ze een laag die ze nog het beste goeroelaag zou kunnen noemen. Alsof ze onder zeven zichtbare laden in een geheime la terecht was gekomen.Zoiets. Haar mond viel open bij het aanschouwen van wat daar allemaal krioelde aan invloeden, aan drab ook en aan pijn. Het leek een grote kluwen oorlog, die leidde naar niets en volledig verward in zichzelf. Als een slang die zichzelf telkens in de eigen staart beet, omdat hij vergat dat het zijn staart was of zelfs wat bijten betekende. Valse kundalini, de woorden welden uit haar op. Ze kreeg kippenvel over haar hele lijf, haar hoofd leek niet langer te kunnen denken zoals ze gewend was. Verbijsterd besefte ze hoe dit haar kijkrichting ten diepste bepaald had al die jaren. Toch niet zij.. ?

De woede verdween en maakte plaats voor een vloed aan tranen, die de bubbel deden oplossen. Haar weten werd nu helder zichtbaar en vanuit haar meest wijdse ogen keek ze, als naar een universum in een hand. Ze richtte haar blik op haar menszijn hier op aarde. Haar lijfelijkheid verscheen van klein in groot en telkens een andere vorm van haarzelf. Onrust, dat was er en hoe. En het leek allemaal van haar, maar dat was het niet. Ineens keek ze er, als naar een vallend muurtje, steen voor steen doorheen. De beelden, ze voelden als geschiedvervalsingen, als sturing naar de kleine mens vol eenzaamheid en angst voor vergetelheid. Welke idioot had dat gewaagd, haar dit te laten geloven? Basta, dat was het. Zelfs een vijand maken leek onderdeel van dit uitnodigend schimmenrijk. Ze was niet van plan erin mee te gaan. Gaan wilde ze, lopen, bewegen, voelen. Eruit met al die beïnvloeding!

Ze zag schijfjes uit mond, ogen en hart schieten. Als een soort computerprogramaatjes. Ze rukte een grote uit haar nek, trok aan zwarte spinachtige zuignappen in haar buik. Hoelang dit allemaal duurde en waar ze precies allemaal de stekker uittrok, ze wist het niet meer. Het leken golven en ze bleven komen. Elke handeling werd voorafgegaan door een onbeschrijfelijk verdriet aan pijn en weemoed. Ze trok alle kostbare gevoelens naar haar hart, daar waar niets bleef hangen langer dan nodig. Het leek onvoorstelbaar grote onmenselijke manipulatie, tot ze het werkelijk zag. Wat overbleef was angst zo diep en ver, dat het wegschoot zodra ze het wilde vatten.

Het leek de basis van alles en een groots ingegeven misvatting. De meest subtiele vorm van vals licht. De angst voor vrede; het schijnbaar onbekende en dus ’ te mooi om waar te zijn’ verhaal. Het leek zelfs alsof dit De waarheid scheen, zo echt en logisch zag het beeld eruit. Alleen, toen ze nog eens heel goed keek zag ze het pas; de wereld stond op zijn kop. Vreemd dat zoiets groots zo makkelijk over het hoofd gezien werd.

Ze werd er boos om, uitzinnig. Ze liet zich er bijna door grijpen, maar concentreerde zich toch weer op haar grote weten. Ze zag een beeld van een wezentje die in het donker die om zich heen sloeg met een zwaard. Ze nam het wezentje bij de hand en uit die ommuurde ruimte. Ze herkende het als van haarzelf, in een meest ruwe vorm. Op het moment dat het grote weten tegen het wezentje zei; ∞jij bent vredig van aard∞, kwam er een schreeuw die eindeloos leek. Zoals een baby huilt bij haar geboorte.

Vredig van aard zijn geeft een oereigen geluid, gelijk de aarde. De vorm veranderde langzaam in een tinteling, een fonkelende ronding die in de jonge mens opging.
Wat had die levensangst haar niet doen beseffen aan eigen licht? En wie? Waarom?
Ze ademde diep en reisde in haar hoofd terug naar het moment van dat immense licht, zoveel jaren geleden.

Ze ving flarden van een gesprek op uit haar onbekende vormen; Haar moet je vormloosheid voor ogen geven Een heilig beeld zal haar niet raken. 
Ze zag haar zieke zelf zitten op een ziekenhuisvloer en onder de douche, volkomen wanhopig en uitgeput huilde ze zichzelf leeg, starend naar het putje. En ineens was het daar, totale helderheid!
De zieke ik staarde in vervulling naar dat magisch licht voor haar, waar het hele ziekenhuis, de mens en zijn ziekte in verdween. Het wiegde, als een hypnotisch niet te storen beeld, één met zichzelf.

Wil het licht ook net zo groot als jij worden? Het weten vroeg het aan de zieke ik. Het licht week niet en het werd stiller dan stil. 
Vraag eens of het licht zich bekend wil maken? Met alle handen achter haar hart ondersteunden ze het moment, haar galactisch weten en haar huidige zelf. De zieke kreunde en kromp ineen, ze had zoveel pijn. 
Weer flarden aan woorden; ”dan wordt je nog zieker, dan ga je dood.”

Ze vast echter te vastbesloten om zichzelf te hervinden, ze nam het risico en trok alle opgeroepen en enorm voelbare angst, die naar haar keel en nek klauwden, naar haar hart en toen het niet lukte nog een keer en nog eens. De hele tijd mompelend; ik ben die onmenselijke angst niet. Ik ben oorsprong.

Het grote weten ging als vanzelf er tussenin staan, op haar eigen plek. Dat moment in kleur beschrijven leek nog het meest alsof alle bedachte chakraas, namen, vormen vielen, al wat uit lijn was, om plaats te maken voor een ongekende toon in kleuren die al te goed kende. Thuis.

Een stem. Dit is wie wij zijn, de rest wat groter lijkt en wil en zal, doet er niet toe. Ware kracht komt altijd uit jezelf en het weggeven aan al wat groter is dan jij en ik, dat is groteske vervorming van de woede en de pijn vanuit armoedig geloof en hoop. Een ingevoegde waarheid die alle simpelheid verblindt. Schuld trekt alle echte waarde uit de samenleving en brengt de aarde in een stuurveld vol concurrentie, achterdocht en slavernij en met alle blikken dezelfde kant op. De aarde zal het wel redden, alleen de mens dreigt zijn natuurlijkheid totaal te verliezen als we niet zelf onze grootse plek gaan innemen, die van het heilige zelf. 
Haar stem. Eigen. Net toen het leek of er echt geen traan meer kon vallen, viel de laatste restje besef der illusie met een plons in het water.

Het licht, dat achter haar probeerde alle aandacht vast te houden. Het leek zich zwart en schimmig op te blazen tot onnavolgbare hoogte, om haar vandaaruit haar dreigend aan te vallen. Een zich opensperrende gapende grauw met zwarte bolle ogen die eindeloos leek aan te houden, om vervolgens razendsnel ineen te strompelen en naar achteren te vervagen.

Stil. Het volgende moment was er een van een diepst gevoeld samen in haar en om haar heen. Een smelten in een verzachting totaan het stille veld, zonder cijfer of punt. Tijdloos, verlangloos, betekenisloos.
Toen ze wakker werd hoorde ze even allerlei liedjes in haar hoofd, van droevig naar blij en allemaal tegelijkertijd. Alsof haar eigen frequentie haar in een flits liet horen, waar ze allemaal ingehangen had aan drama en hoe dat haar verward had, al die tijd. Het was dat valse licht die haar had doen geloven dat ze het het toch..niet..zelf kon. Nooit Al een. Maar zij was het die wist,.zij.

Ze durfde er niet eerder voor te gaan staan, zelfs al stond ze allang en zonder pijn. Gewoon zeggen wie je bent, zonder van daken te schreeuwen, aandacht te verlangen of te roepen van een methode tot redding. Want die was er niet. Een mens is en kan en doet alleen maar Zelf. Ze had geen verhaal van licht meer nodig, geen wereld om haar te redden. Ze behoorde aan zichzelf en alle beelden van wereld in haar. Ze wist wat haar te doen stond, haar kijkveld steeds dieper centreren in haarzelf en haar eigen wijsheid vol te leven, in haar opsekopse geval van kijk en lach. De wereld mag dan spiegelen dat ze je bezitten, dat bepaal je echt nog altijd zelf.

Het zou een open weg zijn van dieper duiken dan het ingevoegde verhaal van de durf je vertelt om je aangeleerde ideeën vol vrij, lot en geheim eens goed bekijken. Ze was niet van deze wereld, ze herinnerde zich zoveel meer aan moois. Er hingen veel verhalen om de aarde, uit een zogenaamde armoedige wereld met de titel ‘’verleden’’, die zich immer herhalen, tot je je eigen gevoel voor natuurlijkheid weer vindt. Verhalen van het nu zou ze scheppen, een moment vol oorsprong; van lichtend kijken naar een zelf. Nieuw, en altijd weer meer dan een woord, een vorm, een licht.

Zoveel een mens houdt van zijn mensen, zoveel onmenselijkheid mag aan het licht. En dan had ze het niet alleen over de opgedrongen wereld aan kunstmatigheid die onaards scheen. Juist niet. Ze had ze al vaker gezien, hartelijke wezens met een eigen gevoel voor vorm en natuurlijkheid. Al werden ze ander ras genoemd, ze pasten precies op haar papier. Ze mochten wel dichterbij komen nu, benieuwd als ze altijd al was geweest naar al wat anders leek, wijzer, maar zich enkel gelijkwaardig toe wilde voegen aan het verhaal van samen één. Zoveel werelden te ontdekken en te tekenen in haar hart. Daar waar de zon in de mens plaatsmaakt voor de puzzel, sterft wezenlijke imaginatie en stellen de beelden zich louter ten dienste van dat sterven. Leven is het uitgangspunt van innerlijk Leven. S∞amen.

Moniek van Pelt